De schoolgebouwen in Ammerzoden hadden flink wat oorlogsschade opgelopen.
De jongensschool op de hoek van de Voorstraat en de Schoolstraat (tegenwoordig Van Milstraat) was zelfs helemaal verwoest.
De schade aan het gebouw van de meisjesschool, vlak bij de kerk, viel relatief mee. Alleen waren daar praktisch geen onderwijshulpmiddelen meer. Hoofdzuster Arsenia schreef daarover een ‘schooi’-brief.
Voor de Ammerzodense jongens werd een noodschool gecreëerd in de bijgebouwen van kasteel Ammersoyen, waar vooreerst de zusters Clarissen gewoond hadden.
De jongensschool in het kasteel
Op 28 december 1945 besloot de Raad der Gemeente Ammerzoden op voorstel van B. en W., f 35.000,00 te lenen aan het bestuur van “de bijzondere lagere roomsch katholieke jongensschool” voor het stichten van een schoolgebouw. Het bestuur moest het geleende bedrag in 20 jaar terugbetalen. Dat wilde zeggen dat er per jaar f 1750,00 afgelost moest worden. Daarnaast moest per jaar 3,5 % rente betaald worden.
Ondanks het feit dat alle betrokkenen zich met alle plannen akkoord hadden verklaard, kwamen er toch problemen. De Bouwkundig Rijksinspecteur, Ingenieur Witteveen, wilde dat de plaats van de klaslokalen en de gymzaal omgedraaid werden. Als het gymnastieklokaal op de bovenverdieping gemaakt zou worden, zou dat te veel storing geven. Verder vond hij dat het plan te mager was. Voor 144 leerlingen waren drie lokalen te beperkt. Aan de wens van deze inspecteur werd gedeeltelijk tegemoet gekomen. Op de nieuwe bouwtekening waren in plaats van drie lokalen vier ruimtes voor het geven van onderwijs getekend.
Begin 1946 bleek dat het gemeentebestuur het raadsbesluit van 28 december 1945 niet mocht uitvoeren. Pas als het werkelijke bedrag van de verbouwing bekend zou zijn, mocht het financieel armlastige gemeentebestuur uitkeren. De pastoor drong bij de burgemeester aan op spoedige maatregelen. Contact met leden van Gedeputeerde Staten leidde tenslotte in mei tot de verklaring dat het College van Gedeputeerde Staten vond dat de gemeente Ammerzoden “noodlijdend” was. Pas na ontvangst van deze verklaring mocht het gemeentebestuur geld naar het kerkbestuur overmaken.
Bouwbedrijf Damie van Vianen zorgde voor de uitvoering. Er kwamen drie leslokalen van 6.70 x 7.00 meter en een lokaal van 6.00 x 4.40 m. In dit laatste lokaal mocht van de inspecteur slechts les gegeven worden aan ten hoogste 28 leerlingen. Van Vianen kwam bij zijn werk ook tegemoet aan de eis van de bouwkundig Rijksinspecteur door niet twee, maar drie privaten in het schoolgebouw aan te leggen. Het gymnastieklokaal kwam overeenkomstig de oorspronkelijke plannen op de bovenverdieping. De Rijksinspecteur voor het Lager Onderwijs bepaalde op 28 mei, dus tijdens de verbouwing, dat de eis van de bouwkundig rijksinspecteur niet gehonoreerd hoefde te worden.
Begin juli moesten er ook nog beslissingen worden genomen over het meubilair dat in de noodschool geplaatst moest worden. Uiteraard was er aan de Schoolstraat niets meer te halen. Het meubilair dat in de lokalen van de meisjesschool gebruikt werd, kon niet worden meegenomen. Half juli werd bepaald dat er ander meubilair mocht worden aangeschaft.
Het werk vorderde gestaag. De laatste termijnen werden op 2 september aan het bouwbedrijf overgemaakt. Bij het begin van het nieuwe schooljaar, in september 1946 trokken de leerkrachten met hun leerlingen naar het nieuwe gebouw. Hoofd van de school Jo Aarts moest dat doen met twee nieuwe leerkrachten. Meester Luypen had een ander standplaats verworven. Hij werkte vanaf dat moment in Geldrop. In Ammerzoden was hij opgevolgd door M. v. Doornmalen. De plaats van de gestopte juffrouw Van der Weijden was ingenomen door meester J. Witmer.
Uiteraard was er bij het kasteel geen speelplaats. Het gehele eerste schooljaar speelden de kinderen tijdens de pauzes in de buurt van het gebouw op de plaats waar de zusters Clarissen in 1876 de binnengracht gedempt hadden. Vooral in regenachtige perioden was dit een onhoudbare situatie. Daarom vroeg Jo Aarts namens zijn personeel en de kinderen regelmatig om verbetering van deze situatie. Bij de pastoor vond hij gehoor. Overleg met Damie van Vianen maakte duidelijk dat arbeiders van dit bedrijf tijd hadden om het werk snel uit te voeren. De pastoor nam daarom contact op met het gemeentebestuur en diende de door Van Vianen gemaakte kladbegroting in. Ter advisering werd dit verzoek doorgestuurd naar de Rijksinspecteur in Tiel. Deze vond een bedrag van f 2980,00 voor 1200 m2 tegels te duur en eiste dat de gemeente bestek, begroting en gedetailleerde kostenraming indiende. De opdrachtgever, de pastoor, kreeg natuurlijk dit verzoek van de inspecteur doorgespeeld. In de marge van de gemeentelijke brief schreef hij met potlood: “ … Beste Damie, Wees zo goed, dit zoo spoedig mogelijk af te werken, opdat ze in Tiel de indruk blijven behouden dat het urgentie is, anders duurt het nog langer. Pastoor. “ Alles liep inderdaad zoals de pastoor hoopte. Op 19 juni 1947 berichtte B. en W. aan het R. K. Parochieel Kerkbestuur dat “de Raad dezer Gemeente gunstig op Uw verzoek heeft beschikt en zij de nodige gelden bij het betreffende Departement heeft aangevraagd.” Van Vianen voerde het werk aan de speelplaats volgens plan uit en kreeg daarvoor een bedrag van f 2875,00.
De gymzaal werd, omdat het Bondsgebouw in de Voorstraat na de Tweede Wereldoorlog door de parochieleiding omgebouwd was tot noodkerk, gebruikt als “gemeenschapszaal”. In november 1948 werd aan Johannes van Hemert, Heiligenweg 1A toestemming gegeven drank te verkopen volgens de regels van het Verlof – A besluit. De mensen die in deze zaal kwamen vergaderen of recreëren moesten voor hun sanitaire behoeften gebruik maken van de toiletten van de jongensschool. Al vrij spoedig was het zo dat het gymnastiekonderwijs in de zaal op een laag pitje kwam te staan. De pastoor schreef hierover in zijn Memoriaal: “ … de jongens hossen nu wat rond met enkele toestellen op de Gemeenschapszaal die offiicieel ook hun gymnastiekzaal is …” Een lichte verbetering in deze problemen kwam er in 1949. In de maand van dat jaar kreeg Jo Aarts van de consulent voor de Lichamelijke Opvoeding , J. Migchielsden, bericht dat er gymnastiekmateriaal aangeschaft mocht worden mits de gemeenteraad dit plan goedkeurde.
De omstandigheden waarin de leerkrachten van de jongensschool hun werk moesten verrichten waren allesbehalve comfortabel.
Begrijpelijk zal het daarom zijn dat deze mensen toen de tijd daarvoor rijp was, aandrongen op verbetering van hun onderwijskundige situatie.